Schaduw van Gemis
In stille nacht, waar maanlicht schijnt,
Daar klopt mijn hart, zo eenzaam, klein.
Gemis, een schaduw, lang en koud,
Die om mijn ziel een web houdt.
De wind die fluistert door de bomen,
Vertelt van dagen die niet komen.
Van lach en woord, nu ver gedreven,
Als blaren in een stille leven.
O, tijd, waarom zo wreed en snel?
Neem jij wat dierbaar was ons af?
Laat mij in dromen nog eens zien,
Het licht dat eens mijn pad bescheen.
Nu rest alleen de leegte groot,
Een stilte die mijn dagen sloot.
Gemis, o vriend, jij blijft bestaan,
Waar ik ook ga, wat ik ook aan.