Nachtelijke Dans der Tranen
In 't maanlicht dansen motten zacht,
Waar bloemen staan in nachtelijke pracht.
Hun fluisterend gezoem, een liefdeslied,
Dat planten horen, in stilte verdriet.
'Waarom zo droef?' vragen zij, met een lach,
'Is 't leven niet mooi, in dit bloemenpracht?'
Maar bloemen, zij wenen, in 't donker alleen,
Want motten, die stelen hun nectar zo heen.
Dus lachen wij, met een licht gemoed,
Om deze dans, in de nacht zo zoet.
Want bloemen en motten, in eeuwige strijd,
Brengen ons vreugde, in dit levenstijd.