Maanlichts Verlangen
In 't licht der maan, waar schaduwen dansen,
Zie ik een voet, die mij doet verlangen.
Met tenen, fijn als parels aan een snoer,
Lokt zij mij, diep in haar bekoorlijk spoor.
O, wat een lust, wat een zoete plagerij,
Aan deze tenen sabbelen, o heerlijk vrij!
Een feest der zinnen, een droom zo zacht,
Waar ik in verrukking de nacht doorbracht.
Maar wee, de dag breekt aan, het spel is uit,
De voet verdwijnt, en ik blijf achter, fluisterend in de nacht:
O voet, o schat, o bron van vreugd en pijn,
Tot wij elkaar weer ontmoeten, in de maanlichtschijn.