De Snor van Vreugde
Die kerel met die mooie snor,
liep rond in 't dorp, een echte vor.
Zijn snor, zo fier, zo goed verzorgd,
maar 't was de oorlog, dus hij was gewaarschuwd.
Hij flaneerde door de straten,
zijn snor, een teken van zijn staat.
Maar achter die snor, zo statig en groot,
schuilde een man met een hart van goud.
In die jaren van angst en verdriet,
was zijn snor een baken, een licht.
Een grap hier, een lach daar,
met zijn snor bracht hij vreugde, dat is waar.
Dus denk aan die kerel, met zijn snor zo mooi,
in tijden van oorlog, was hij een toonbeeld van moed en vreugde, dat is waar, dat is waar.