Dartelende Dromen
Op de Groene Wei, waar het gras zo zacht,
Drie katten dart'len, vol van kracht.
De eerste, een schalk, met een luie poot,
Ligt languit te dromen, ver van alle nood.
De tweede, een deugniet, met een snelle sprong,
Jaagt achter vlinders, het hele uur lang.
De derde, een wijze, met een kalme blik,
Kijkt toe en lacht om hun speelse streek.
Zo leven zij samen, in vreugd' en plezier,
Op de Groene Wei, waar de zon schijnt fier.
Drie katten, een wei, en een dag vol licht,
Een taf'reel van vreugd, door de tijd gesticht.