Dans der Drakenvlammen
In Peking waar de draken dansen,
Waar mildvuur de lucht doet glansen,
Daar brandt een feest, zo ongepland,
Tot blaren op de billen staan, verbrand.
De keukenprins, met vlammen spelend,
Ziet zijn gerecht nu fel ontgelend.
De gasten dansen, niet uit vreugd,
Maar van de hitte, die hen teugt.
Een schreeuw, een lach, een traan van pijn,
Het vuur danst door, het wil niet zijn.
De chef, hij lacht, het is zijn kunst,
Maar nu is 't feest, een ware gunst.
Zo eindigt dit sonnet, licht van toon,
Over mildvuur, dat brandt tot op de broekzoom.