Nacht der Verstrengeling
In stilte, waar de nacht haar sluier spreidt,
Twee zielen, één in vrees, één in verlangen,
Ontmoeten zij, waar liefde's pad zich slingert.
Een poort, nog nooit betreden, wacht in angst,
Waar vreugde en pijn in één ademtocht verstrengeld.
De eerste stap, zo teder, zo vol twijfel,
Een mengsel van verlangen en van schroom.
De wereld houdt haar adem in, terwijl
Twee harten, één in vuur, één in de schaduw,
De grenzen van het bekende overschrijden.
En in die daad, zo diep, zo vol geheimen,
Ligt een verhaal van liefde, pijn en tijd.
Een melancholie die de ziel omstrengelt,
Waar vreugde en smart in eeuwigheid verweven,
Een eerste keer, die nooit meer zal vergaan.