Vervlogen Tijden
In 't dorp waar eens mijn jeugd verstreek,
Waar zee en wind mijn dagen kleurden,
Nu liggen die vervlogen tijden bleek,
Als dromen die de tijd versluerden.
De straten, eens zo vol van leven,
Nu stil, als waren ze vergeten,
De golven blijven steeds maar beven,
Maar dragen niet meer mijn gebeden.
De huizen staan er nog hetzelfde,
Toch voel ik mij hier nu een vreemde,
De tijd heeft ons gemaakt tot wezen,
Die langs elkaar heen gaan, beleemd.
O jeugd, o dagen vol van licht,
Jullie zijn weg, en ik ben niet.